b =
bonnenVele artikelen waren in de oorlog 'op de bon'. Via het distributiesysteem verkreeg men bonkaartenVele artikelen waren in de oorlog 'op de bon'. Via het distributiesysteem verkreeg men bonkaarten en met die bonnen kocht men levensmiddelen en met die bonnen kocht men levensmiddelen v =
vergunningToestemming. Voor bijna alles moest je toestemming vragen aan de Duitsers. Zo moest je bijvoorbeeld een vergunning aanvragen om je auto te kunnen gebruiken. p = punten
Ziehier wat op bonnen, punten of vergunningen
alleen verkregen kon worden (b) 1. aardappelen 28. ondermelk (b)
(b) 2. benzine 29. vlees (b)
(b) 3. beschuit 30. maizena (b)
(b) 4. boter 31. batterijen (op formulier hg)
(b) 5. brandstof 32. appelen (b)
(b) 6. brood 33. kaarsen (v)
(b) 7. chocolade 34. sinaasappelen en mandarijnen
(b) 8. gort 35. hondebrood en kattebrood
(b) 9. kaas 36. eieren (b)
(b) 10. koffiesurrogaat 37. olie (v)
(b) 11. jam 38. tapioca (b)
(b) 12. peulvruchten 39. macaroni (b)
(b) 13. petroleum 40. margarine
(b) 14. rijst 41. theesorrogaat (b)
(b) 15. havermout bouillontabletten-blokjes (b)
(b) 16. meel poeder, korrels, -pasta (b)
(v) 17. schoenen, pantoffels 42. soeptabletten (b)
(p) 18. steengoed, serviesgoed en keukengerei.
(b) 19. snoep 43. jusblokjes (b)
(b) 20. suiker 44. soeparoma etc. (b)
(b) 21. scheerzeep
(b) 22. tabak
(p,v) 23. textiel (dekens, regenkapjes, stop"wol", ) enz.
(b) 24. gebak
(b) 25. waspoeder
(b) 26. zeep
(b) 27. vermicelli
Al deze artikelen kon lang niet iedereen krijgen.
men moest dan een bepaalde leeftijd hebben.